Volgende . Vorige . Pagina Historie
Twintig straten en een boulevard (05): Het jaar 1820
In juni 1820 verscheen van de hand van Isaak Anne Nijhoff - boekhandelaar en bekende Arnhemmer - een boekje onder de titel: Wandelingen in de omstreken der stad Arnhem. Nijhoff schrijft in het voorwoord dat het boekje beoogt de belangstellende wandelaar "de tegenwoordige gesteldheid van dezen omtrek te beschijven, met bijzondere aanwijzing van de fraaiste gezigtpunten, van de bevalligste partijen, van de meest aanlokkende wandelingen, en doormengd met geschiedkundige bijzonderheden, op de verschillende plaatsen betrekkelijk."
Een van de door hem uitgestippelde wandelingen voert richting het Arnhemsche
Broek langs de buitenplaats Gelders Spijker. Nijhoff schrijft: "Aan deze
wandeling naar de kant van het Broek grenst een klein maar uitnemend vruchtbaar,
bevallig aangelegd en door veel loopend water verlevendigd plaatsje, GELDERS
SPIJKER geheeten. Het werd in den jare 1617 gebouwd op de plaats waar voortijds
een molen stond, de Boekhorstermolen genoemd, door Adolf van Gelder den kleinzoon
van Karel van Gelder, eenen der natuurlijke zonen van Hertog Karel. Dit blijkt
onder anderen uit een opschrift, alsnog in den achtergevel te zien onder hetwelk
zich het wapen van Gelderland bevindt, ten teken van bastaardij met een dwarsbalk
voorzien; het werd er bij de herbouw van het huis voor ruim 60 jaren weder
ingemetseld.
Het is een dier weinige plaatsjes welke nog zijnen ouden naam van Spijker
heeft behouden: immers daar het woord Spijker voorheen voor een klein buitenverblijf
werd gebezigd (misschien beteekent het oorspronkelijk eene korenschuur), droegen
in vorige tijden verschillende landgoederen in den omtrek van Arnhem dien
naam. Gelders Spijker zal dan beteekenen: buitenwoning van van Gelder."
Toen Nijhoff dit schreef werd het Gelders Spijker bewoond door de jurist
mr. Jacob Cambier en zijn vrouw Adriana Post. Cambier had het huis in 1803
gekocht en door verdere aankopen in 1804 en 1809 het landgoed vergroot tot
een oppervlak van ruim 11 hectare, zodat het toen ongeveer 40% van het gebied
dat wij nu het Spijkerkwartier noemen besloeg.
Het huis dat zoals Nijhoff hierboven beschreef in het midden van de achttiende
eeuw was herbouwd stond ongeveer op de huidige kruising van de Prins Hendrik-
en Parkstraat. Het bevatte 9 grote en 2 kleine kamers, een keuken en zogenaamde
"domestiken" kamers, dat zijn kamers voor het personeel. Verder
verschillende kelders en bergplaatsen. Op het terrein bevond zich een tuinmanswoning
met stalling (voor koets en paarden) en een moestuin met zogenaamde trekkasten
voor het zaaigoed. Rondom het huis was een Engelse tuin aangelegd met hoge
bomen, vijvers met cascades (kleine watervalletjes) en een tuinhuisje. Om
de tuin heen nog 8 hectare weiland.
Toen het echtpaar Cambier, dat kinderloos bleef, was overleden lieten de erfgenamen
in mei 1831 het landgoed in het openbaar verkopen. De veiling vond plaats
in logement Het Zwijnshoofd aan het Kleine Oord. De hoogste bieder was de
predikant Johannes Oosterdijk uit Lunteren. Voor een bedrag van f 23.379,-
ging het Gelders Spijker in zijn handen over.
In de volgende aflevering meer over dominee Oosterdijk.
Joep Mannaerts